Niet alleen Barcelona diende als "testcase".
Ultieme inspanning was overigens het afdalen van een
van de torens van de Sagrada Familia.
Pas in de lift naar boven zagen wij dat je naar beneden
moest lopen.
Dat was een zeer nauwe wenteltrap met treden van
minimaal 30-40 cm en dat over een afstand van 65 meter naar beneden.
Afijn, ik heb weer zeker een week lang geweten dat er spieren in mijn bovenbenen zaten!
Maar het hart deed het!
Terug naar de "testcase".
Natuurlijk wist ik zelf dat het veel beter ging.
45 Minuten achter elkaar lopen, trappen op lopen zonder problemen, één en één bij elkaar kunnen optellen
zonder na te denken -:).
Het gaat allemaal zo veel beter als afgelopen december voordat de injectie plaatsvond.
Toch wil ik bevestiging hebben , al was het maar omdat je
twijfelt aan je lichaam.
Ruim twee weken geleden kwam het harde bewijs.
In de vorm van de uitslag van alle scans die eind maart
genomen zijn.
Duidelijke verbetering van de doorbloeding van de
beschadigde plekken én meer inspanning geleverd bij de inspanningproef!
Kortom dat was echt een emo-moment toe ik de mail van de
stamcellengoeroedokter kreeg!
Te gek!
Er is weer toekomst!
Eind juni nu nog een aantal scans en op 2 juli het
afrondende gesprek.
Als een soort ode aan dr. Atsma en zijn hele team, laat ik jullie hieronder een
interview met hem lezen .
Hij leidt het gehele onderzoek naar deze
behandelingsmethode.
(Voor 1 keer in deze blog dus wel een naam. Hij verdient het!)
Wat mij betreft, ik ga door en besteed heel veel positieve
energie aan de dingen die ik wél kan
doen!
En dat zijn er steeds meer!
Het ga jullie goed!
Jullie steun was hartverwarmend en heeft zó geholpen!
Denis
Cicero nr. 5/09
Nieuwe behandeling voor mensen met
angina pectoris
Hoe het precies werkt, is nog de vraag, maar dat het helpt, is
duidelijk. Onderzoekers injecteerden beenmergcellen in de hartspier van
patiënten met tot nu toe onbehandelbare angina pectoris.
Resultaat: de doorbloeding verbeterde en klachten namen af.
door Willy van Strien
“Mensen die nauwelijks nog buiten kwamen, voelen zich weer fit
en durven zelfs op vakantie. En één patiënt vertelde me dat hij na jaren weer
was begonnen met schilderen.” Een nieuwe behandeling, namelijk een injectie met
lichaamseigen beenmergcellen, blijkt een goede uitwerking te hebben op mensen
die lijden aan ernstige angina pectoris, zo vertelt dr. Douwe Atsma
(Hartziekten).
Patiënten met ernstige angina pectoris hebben chronisch last van
druk en pijn op de borst als ze zich inspannen. Oorzaak is een slechte
doorbloeding van de hartspier. Dat belemmert hen ernstig in hun activiteiten.
Zij gebruiken veel medicijnen en de meesten van hen zijn al meermalen gedotterd
of hebben een bypass-operatie achter de rug, maar er zijn patiënten bij wie dat
niet meer helpt. Bij die patiënten kan een celinjectie in de hartwand de
klachten verminderen. Dat blijkt een uit studie waarover Atsma en collega’s van
Hartziekten, Immunohematologie en Radiologie publiceerden in het Journal of the
American Medical Association (jama; 19 mei online). Atsma: “Het is de grootste
proef op dit gebied, en de eerste die een verbeterde doorbloeding van de
hartspier aantoont.”
Nieuwe
bloedvaten
Als hartspiercellen te weinig bloed krijgen, nemen ze
onvoldoende zuurstof op en daardoor hebben ze de energie niet om zich samen te
trekken. Het hart kan dan niet meer op volle kracht pompen. Het zuurstofgebrek
veroorzaakt ook pijn op de borst. De problemen treffen vooral de linker
hartkamer.
Het idee om de slechte doorbloeding en het slechte functioneren
te verhelpen met een injectie van beenmergcellen is nog geen tien jaar oud.
Onderzoekers hadden die behandeling al wel toegepast na een acuut hartinfarct
om het beschadigde weefsel te repareren, maar nog niet voor een chronisch
slecht doorbloed hart. “Wij zijn daar in 2003 mee begonnen in de hoop dat de
ingebrachte cellen zorgen voor nieuwe bloedvaten of dat ze de conditie van
bestaande vaten verbeteren”, zegt Atsma. “We hebben eerst gekeken of de
techniek veilig en haalbaar is. Dat bleek zo te zijn. En het leek er op dat de
patiënten profiteerden van de behandeling. Maar die eerste pilot study was
zonder controlegroep en we konden niet uitsluiten dat het gunstige effect een
placebo-effect was.”
Elders was inmiddels wel placebo-gecontroleerd onderzoek gedaan,
maar alleen op kleine schaal. Die studies leverden tegenstrijdige resultaten
over het welbevinden van de patiënten en een betere doorbloeding kwam er niet
uit. Atsma: “Wij hebben daarom met een grotere groep patiënten netjes
uitgezocht wat de celtherapie deed.” Daarover gaat de jama-publicatie.
Driedimensionaal
plaatje
Aan de studie deden vijftig patiënten met angina pectoris mee.
Loting wees 25 patiënten aan die celtherapie kregen; de overigen kregen een
controlebehandeling.
Voor de behandeling zoog de arts tachtig milliliter beenmerg op
via een punctie in de heup. Daar werden eerst de volwassen bloedcellen uit
verwijderd en daarna werden de zogenoemde mononucleaire cellen uitgezocht.
Atsma: “Daar zitten allerlei verschillende celtypes bij. Ook bloedvormende
stamcellen, maar dat zijn er in verhouding maar weinig.”
Terwijl het celpreparaat werd klaargemaakt, maakten de
behandelaars een driedimensionale afbeelding van de linker hartkamer. Ze
brachten een stuurbare katheter in via de lies. Dankzij een nauwkeurig
navigatiesysteem, dat onder meer bestaat uit een frame met drie zenders onder
de patiënt en een soort gps ontvanger in de tip van de katheter, was de plaats
van de katheterpunt precies bekend. Met dit systeem werden de contouren van de
hartkamer afgetast en in beeld gebracht. Daarbij gingen de behandelaars met de
katheter de wand af en ze bepaalden plek voor plek de positie van de
hartkamerwand. Tevens maten ze of het weefsel nog leefde; in dat geval was op
een gemeten plek de elektrische activiteit waarneembaar die de hartslag
coördineert. Ten slotte keken ze of de wand bewoog, een teken dat het hart ter
plekke functioneerde.
“Op plaatsen waar je een elektrisch signaal meet en de hartwand
beweegt, is het weefsel gezond. Daar hoefden we niets te doen. Waar noch een
elektrisch signaal noch een beweging te bespeuren zijn, is het weefsel dood;
daar konden we niets meer aan doen. Maar er zijn ook plaatsen waar je wel een
elektrisch signaal meet, maar geen beweging. Dat weefsel leeft, maar kan zich
niet samentrekken. Daar is de bloedvoorziening slecht, en daar komt de pijn die
de patiënten voelen vandaan. Op die plekken mikten we”, zegt Atsma.
Naast het driedimensionale beeld van contouren, elektrische
activiteit en samentrekkingsvermogen legde hij nog een beeld van de
doorbloeding dat hij had verkregen met spect (single-photon emission computed
tomography). Dat maakte het plaatje compleet.
Hobby
Met eenzelfde stuurbare katheter, maar ditmaal uitgerust met een
zeer dun injectienaaldje aan de punt dat tot halverwege de hartwand komt, spoot
hij ten slotte de cel-suspensie in op acht tot twaalf plekken in de hartwand.
Althans: bij de groep van 25 die de echte behandeling kreeg. Deze patiënten
kregen bij elkaar twee milliliter celsuspensie, 100 miljoen cellen. De anderen
kregen slechts een fysiologische zoutoplossing geïnjecteerd.
Voor de proef en na drie maanden maten Atsma en collega’s de
doorbloeding van het hart met spect. Die was bij beide groepen verbeterd, maar
bij patiënten die echt behandeld waren was de verbetering gemiddeld veel
groter. “Dat ook de placebogroep vooruitgegaan was, betekent misschien dat de
injectie op zich al een gunstige uitwerking heeft. Maar het kan ook zijn dat de
mensen die aan de proef deelnamen zich beter hielden aan een gezonde leefstijl
dan voorheen en trouwer hun medicijnen slikten”, zegt Atsma.
Met mri (Magnetic Resonance Imaging) mat hij de pompfunctie van
het hart, met als maat: de fractie van het bloed in de linkerkamer die bij een
hartslag de aorta wordt ingepompt. De pompfunctie was alleen bij de celgroep
verbeterd. En bij een inspanningsproef (fietsproef) waren de prestaties van de
celgroep verbeterd, die van de placebogroep niet.
Hij vroeg de patiënten naar de ernst van de angina pectoris en
de kwaliteit van leven. De patiënten van de celgroep waren behoorlijk vooruit
gegaan. Velen van hen durfden weer naar buiten of hadden hun hobby weer
opgepakt. En na zes maanden voelden ze zich nog beter dan na drie maanden.
“Al met al was het een consistent beeld. Na celtherapie
verbeterde de doorbloeding bij veel patiënten, nam het pompvermogen toe,
leverden ze betere prestaties bij de fietsproef, en voelden ze zich beter en
minder beperkt”, zegt Atsma. “Een resultaat waar we blij mee waren. Op deze weg
kunnen we verder.”
De placebogroep krijgt nu alsnog de celtherapie.
Toekomst
Maar niet alle patiënten profiteerden evenveel van de ingreep en
Atsma wil nu uitzoeken of hij daar wat aan kan doen. Bijvoorbeeld: misschien
heeft het zin om een hogere dosis cellen toe te dienen of de behandeling een
keer te herhalen.
“We willen bovendien nog nagaan hoe deze celtherapie werkt:
welke van de vele celtypen zijn verantwoordelijk voor het gunstige effect en
wat doen ze precies? Stamcellen uit het beenmerg ontwikkelen zich misschien tot
bloedvatcellen. Maar als dat gebeurt, denken we dat het een kleine rol speelt.
We verwachten eerder dat er beenmergcellen zijn die signalen afgeven die de
vorming van bloedvaten stimuleren. Als we weten welke celtypen uit het beenmerg
de betere doorbloeding veroorzaken, kunnen we proberen die cellen te vermenigvuldigen,
zodat we er extra veel van kunnen geven. Of die beenmergcellen zo behandelen
dat ze nog beter functioneren.”
En natuurlijk wil Atsma weten hoe lang het gunstige effect
aanhoudt. “We hebben enkele patiënten die na vier jaar nog steeds profijt hebben
van een eenmalige toediening.”